Vertaling Bijbel, Kanttekeningen SV, [], Dat [40]zij haar eieren in de aarde laat, en in het [41]stof die [42]verwarmt. 40. Te weten, de struis. 41. Dat is, in het zand. 42. Te weten, latende de zon daarover schijnen, opdat door haar warmte de eieren zouden uitgebroed worden. Want men schrijft dat deze vogel onaardig en zonder natuurlijken trek is tegen zijn eieren, die verlatende en de warmte der zon aanbevelende, zonder daarop te zitten.